‘Ik geloof niet in inspiratie. Ik geloof in het overtikken van het telefoonboek. Als je niet weet wat je moet schrijven, is dat het beste begin. Je komt vanzelf een naam tegen die een belletje laat rinkelen, in je hoofd, in je verbeelding. Tegelijkertijd geloof ik natuurlijk ook weer wel in inspiratie, maar het is niet zaligmakend. (...)
Inspiratie is voor een ander deel: openstaan. De wereld met open vizier tegemoet treden. Je moet het durven je te laten raken, door dingen waarvan je van te voren niet wist dat ze je zouden raken.
Uit het dagelijks leven komt alles wat ik schrijf. Inspiratie is ook: ontspanning, zelfvertrouwen. Niet in paniek raken; het goede komt toch wel, de juiste zinnen liggen om de hoek. Ze staan op het punt uit de duisternis te treden. Wachten, jagen, nooit verzaken. Wat betreft grotere verhalen, novelle-achtige teksten en romans - die ontstaan niet echt op een andere manier. Ze vergen wel meer. In principe vertrek je vanuit een paar zinnen, een of twee beelden; wat schrijven is, is kijken hoe ver je durft te gaan. Al schrijvend en vertellend kom je er achter wat je te vertellen hebt. Je weet het van te voren niet.'