"Wij spreken niet meer om iets van waarde te zeggen, of zelfs maar om gedachten uit te wisselen, wij spreken om iets aan de man te brengen, om te verleiden, om op te hitsen of te behagen.
Ik heb begrepen dat ook het spreken in het Nederlands parlement de voortzetting is van het bedrijven van propaganda met andere middelen. Zowel gebrek aan welbespraaktheid als gebrek aan tact is daar een deugd geworden; deze gebreken zouden in het theater van de politiek, maar vermoedelijk ook daarbuiten, authenticiteit representeren. Stompzinnigheid, onnadenkendheid, leugenachtigheid, immoraliteit; zolang de acteerprestaties maar goed genoeg zijn en we kunnen concluderen: hij overtuigde het publiek, hij meende het.
Vurig geloof aan een zaak, geveinsd of niet, is belangrijker dan de waarheid. Het volk accepteert eveneens niemand meer als expert, want iedereen is zelf expert in het diepst van zijn gedachten, en niet alleen in het diepst van zijn gedachten, ook in het dagelijks leven. De expertise van anderen is ontmaskerd als een machtsinstrument om weerloze burgers te misleiden en te onderdrukken, iets wat zo spoedig mogelijk een halt toegeroepen zou moeten worden. Wat anderen hebben gezegd, geschreven en gedacht, is alleen maar een hindernis bij het spontane individuele denkproces. Diep in de burger borrelt iets op; wat daar borrelt is de mening.
Écriture automatique gold bij de surrealisten als een belangrijk artistiek proces, voor de hedendaagse burger is dat de penséé automatique geworden. Wat opborrelt in de mens moet snel naar buiten, daaraan moet lucht gegeven worden. In Nederland anno 2009 is de vrijheid gelokaliseerd in het maagdarmkanaal.
Ach, misschien is het nooit anders geweest."
Arnold Grunberg, een verkorte versie van zijn lezing voor het Genootschap van Hoofdredacteuren, gepubliceerd in VN, 5 december 2009.