
Elk portret is een zelfportret. Kijk toch eens naar deze wonderschone Californische surfer met zijn zeegroene ogen en zijn zeegroene plank. De foto is van de Amerikaanse fotografe Catherine Opie (1961) die tot januari 2009 een grote tentoonstelling had in het Guggenheim, New York.
Elk portret is ook een voorouder, schreef Breytenbach. Dat is een mysterieuze zin die af en toe opduikt in mijn bewustzijn, een tijdje om me heen cirkelen totdat hij weer de diepte in glijdt.
De zin kwam op toen Adrienne Norman me wees op het volgende zelfportret van Catherine Opie:

En dan haar ene borst, compleet in beslag genomen door het zogende kind. Ik zie nu al de kramp op het gezicht van enkele mannen die ik ken als zij deze foto zouden zien. Ik vermoed hun oordeel: pervers, hoe dúrft ze zichzelf zo te laten zien, of nog erger: hoe waagt ze het mij ongevraagd te laten getuigen van dit moment?
Mijn lief vertelde laatst over van een gesprek tussen enkele jonge vaders, dertigers, over de bevalling van hun vrouwen. Geen van drieeen hadden op het moment supreme, het unieke moment dat hun kind werd geboren, durven kijken naar de vagina van hun vrouw. Ze keken liever naar haar gezicht, dat vast helemaal in trance was door de bevallingspijn.
Vrouwen willen het liefst zo mooi mogelijk in beeld verschijnen. Ik ook. En Opie dan? Ze toont een voorouder, denk ik, hoewel ik niet precies kan uitleggen wat ik ermee bedoel. Opie wil de wereld tonen. Via onderstaande foto begreep ik haar werk beter. Dit is ook de wereld, dromerig en vulgair tegelijk. Een wereld die óók waarachtig is.

