Begin jaren negentig begon ik met Marjan Slob en Leonie van den Schoor een bedrijf we persbureau Stuk doopten. We schreven stukken en stukjes, voor tijdschriften en niet-commerciële organisaties. De start was bescheiden: de eerste opdracht kwam van de plattelandsvrouwen, en de tweede van het Centrum Buitenlanders Midden-Nederland.
De zaken gingen pas echt goed lopen toen Marjan en ik een idee verkochten aan Opzij. Het idee: een serie interviews met jonge onderzoeksters over hun promotie-onderzoek op het terrein van vrouwenstudies. De redactie van Opzij zag het zitten, en bijna vier jaar lang schreven we maandelijks in Opzij. Voor een zakcentje, 140 gulden met zijn tweeën.
Dat zakcentje gaf niet: die maandelijke publicatie bleek erg goed voor onze naam. Zo goed dat andere, veel beter betalende opdrachtgevers toestroomden.
'Hoe zijn jullie toch bij Opzij binnen gekomen?' Die vraag is me vaak gesteld. Was het puur geluk? Of een combinatie van charme en bluf? Nee. Nee. Nee. Ons idee was goed geformuleerd, en kwam voor de redactie op het juiste moment. Collega Frederike Geerdink legt hier heel helder uit hoe je dat doet, binnenkomen bij een blad.